Wij vrije Friezen
Over de Codex Oera Linda
“Okke mijn zoon, deze boeken moet je met hart en ziel bewaren, ze bevatten de geschiedenis van ons hele volk en ook van onze voorouders. Verleden jaar heb ik ze uit de vloed gered tegelijk met jou en je moeder. Maar ze waren nat geworden, waardoor ze daarna gingen bederven. Om ze niet te verliezen, heb ik ze op buitenlands papier overgeschreven. In het geval dat je ze erft, moet je ze ook overschrijven. Je kinderen eveneens, opdat ze nooit verloren gaan. Geschreven te Liuwert (Leeuwarden), nadat Atland verzonken is*, het drie duizend vier honderd negen en veertigste jaar, dat is naar de Christelijke jaartelling het twaalf honderd zes en vijftigste jaar.”
Met deze woorden begint een van de beroemdste Friese literatuurstukken. De Oera Linda, vrij vertaald vanuit het Oudfries, Over de Linde. De Linde zijnde een rivier, die overdwars door Friesland stroomt, langs de dorpen Wolvega en Oldeberkoop, maar ook een familienaam. De geschriften verschenen in 1867 in een oude zolder, en waren naar verluid herschreven in de 13de eeuw, naar een oorspronkelijke bron die terug zou gaan tot ver voor het begin van de Christelijke jaartelling. Het werk is geschreven in een onbekend schrift, die aan runen doen denken. De Oera Linda bevat een reeks wetten, die vanaf de oermoeder Frya zou komen, evenals een geschiedvertelling die het archaïsche Friesland (Frya’s land) van voor de klassieke tijd schetst. Wat fascinerend is, is dat de Codex een beeld schetst van een hoogontwikkelde Friese beschaving, die feitelijk de bakermat vormt voor de Europese beschaving, en daarmee dus een basis vormt van een significant gedeelte van de wereldgeschiedenis. De Friese manier van doen zou zich verspreid hebben van boreaal Europa, tot het mediterraans gebied en zelfs tot in het verre Oosten. Een revolutionair perspectief dat de huidige originevertelling op zijn kop zet.
Boreale Europeanen zouden namelijk niet afstammen van Afrikanen, maar zouden afkomstig zijn uit het nageslacht van Frya, een van de drie dochters van Wralda, de Oeroude, die de rol van Godheid inneemt, maar ook synoniem is van de Wereld. Een interessant aspect aan deze codex is dat wij veel woorden in de oude taal ook terug kunnen zien in het modern Nederlands, maar ook in andere Germaans-Noordse talen. Zo zou Socrates, de filosoof, te herleiden zijn naar de Arabische vertaling Suqrat, wat weer overeenkomt met de oude betekenis, “zoek raad“. Een ander voorbeeld is papier. Er wordt verondersteld dat dit komt van papyrus, een plant waarvan de eerste papierachtige substantie gemaakt werd. Maar waar kwam dít woord nu vandaan? Dit zou weer komen van pompier, van de pompeblêden, waterlely’s, die ook te vinden zijn op de Friese vlag. Volgens Jan Ott, die de Oera Linda geschriften heeft afgestoft, en onder nieuw licht gebracht heeft, zou dit betekenen dat het oude volk van Frya papier maakte, bewijs dat duidt op een beschaving die veel ouder is dan door officiële bronnen toegekend.
Heden ten dage wordt het boek afgedaan door officiële autoriteiten als een grap, een soort samenzwering tussen drie mannen in de 19de eeuw. Echter is Ott kritisch op deze bewering. Zo zijn veel aspecten van het boek te gecompliceerd om te vervalsen, klopt de officiële tijdlijn niet, aangezien de mannen op verschillende locaties woonden op het moment van schrijven, en bovendien zouden veel aspecten van het boek, zoals het unieke schrift, terugkomen in recentere archeologische vondsten. Bovendien werd er in de valsverklaring veel gebruik gemaakt van drogredenen, zoals dat het boek enkel in trek zou zijn bij New Agers en Neonazi’s. Dit argumentum ad Hitlerum is ook door Ott volledig ontkracht.
Het verhaal van Jan Ott heeft iets fascinerends, iets mysterieus wat mij meteen aantrok. Zo iets vernieuwends, dat sprak bij mij tot de verbeelding. Na het luisteren naar zijn redevoering bij podcast V for Valentine besloot ik de geschriften zelf eens te lezen. De verhalen en de wettenreeksen waren iets wat ik nog nooit gezien had. Een pleidooi voor eerlijkheid, vrijheid, onafhankelijkheid. Het is niet voor niets dat Frya’s naam synoniem was voor het concept vrijheid. Haar tex, haar wetten betekenend, zouden opgeschreven zijn op de wanden van de burcht waar Frya naar de hemel steeg.
Frya’s Tex
Heil verbeidt de vrijen. Ten laatste zullen zij mij weder zien. Doch hem alleen mag ik als
vrij erkennen, die geen slaaf is van een ander noch van zijne driften. Hier is mijn raad.
1. Zoo wanneer de nood erg is, en goede raad en goede daad niets meer vermogen, roep dan
den geest van Wralda aan; maar gij moet hem niet aanroepen, bevorens alle dingen beproeid
zijn. Doch ik zeg u met redenen, en de tijd zal het waar maken: De moedeloozen zullen immer
bezwijken onder hun eigen leed.
2. Wraldas geest mag men alleen kniebuigende dank toewijden, ja driewerf, voor hetgene
gij van hem genoten hebt, voor hetgene gij geniet en voor de hoop, die hij u laat in angstige
tijden.
3. Gij hebt gezien, hoe spoedig ik hulp verleende. Doe al eender met uwen naaste; maar
toef niet tot dat men u gebeden heeft; de lijdenden zouden u vloeken, mijne maagden zouden
uwen naam uitwisschen uit het boek en ik zoude u als onbekenden moeten afwijzen.
4. Neem nimmer kniebuigende van uwen naaste dank aan, deze behoort aan Wraldas geest.
De nijd zoude u bekruipen; de wijsheid zoude u belagchen; mijne maagden zouden u betigten
van vaderroof.
5. Vier dingen zijn tot uw genot gegeven, met name lucht, water, land en vuur; maar
Wralda wil alleen daarvan bezitter wezen. Daarom raad ik u, gij zult u rechtvaardige mannen
kiezen, die den arbeid en de vruchten naar recht verdeelen, zoodat niemand vrij van werken
noch van verdedigen zij.
6. Zoo wanneer daar iemand onder u gevonden wordt, die zijne eigene vrijheid verkoopt,
die is niet van uw volk, hij is een bastaard met verbasterd bloed. Ik raad u, dat gij hem en
zijne moeder uit het land drijft. Zeg dat tot uwe kinderen des morgens en des middags en des
avonds, tot dat zij daar van droomen des nachts.
7. Een iegelijk die een ander van zijne vrijheid berooft, al ware de ander hem schuldig, dien
moet ik aan den leiband eener slavin laten voeren. Doch ik raad u om zijn lijk en dat zijner
moeder op eene kale plaats te verbranden en daarna hunne asch vijftig voet onder den grond
te begraven, opdat daar geen grashalm op groeijen moge, want zoodanig gras zoude uw
kostelijkste vee dooden.
8. Tast nooit het volk van Lyda, noch van Finda aan. Wralda zoude hen helpen; zoodat het
geweld, dat van u uitging op uw eigen hoofden zoude terugkeeren.
9. Zoo wanneer het mocht gebeuren, dat zij van u raadgeving of iets anders begeerden, zoo
behoort gij hen te helpen. Maar komen zij om te rooven, val dan op hen neder als het
bliksemende vuur.
10. Zoo wanneer een van hun eene uwer dochteren tot vrouw begeert, en zij dat wil, dan
zult gij haar hare dwaas- heid beduiden, doch wil zij toch haren vrijer volgen, dat zij dan met
vrede ga.
11. Willen uw zonen van hunne dochteren, dan moet gij even zoo doen als met uwe
dochteren. Maar noch de een, noch de ander mag terugkeeren, want zij zouden uitheemsche
zeden en gewoonten medevoeren, en zoodra deze bij u gehuldigd worden, mag ik niet langer
over u waken.
12. Op mijne dienares Fåsta heb ik al mijne hoop gevestigd. Daarom moest gij haar tot uwe
Eeremoeder nemen. Volgt gij mijn raad, dan zal zij namaals mijne dienares blijven en alle
vrome maagden die haar volgen. Dan zal de lamp nimmer uitgaan, die ik voor u opgestoken
heb. Het licht daarvan zal dan eeuwig uw brein verlichten, en gij zult dan even vrij blijven van
onvrij geweld, als uwe zoete rivierwateren van het zoute water der eindelooze zee.Bron (blz. 5-6)
Terug naar onze tijd…
In onze ontheemde, verweesde samenleving waar wij allen op zoek zijn naar een identiteit vervult de oorsprongsmythe wellicht een gat in ons zelfbewustzijn, wat ook weer bijdraagt aan ons zelfvertrouwen. Wij zouden iets hebben om door te geven aan de generaties die na ons zullen komen. Dat we meer zijn dan een stelletje sukkels met een BSN-nummer en een leuke vlag. Wij waren Friezen, vrije Friezen, allemaal. Friezen die zich bewust zijn waartoe wij op aarde zijn gezet. Wij zijn meer dan een zootje barbaarse bebaarde wilden in plaggenhutten, zoals de propaganda van de kerstening ons voorschrijft. De kerstening wilde ons doen geloven, dat door het Christendom wij magischer wijze veranderden van een wildebrassenbrigade in een keurig vroom kerkelijk volkje. Nederland heeft zelfvertrouwen nodig, handvatten, om ons aan op te trekken.
De Oera Linda heeft ook juist een mythische lading. Hoe gegrond de geschriften zijn in de realiteit doet er feitelijk ook niet toe, het zijn immers lessen, mythen om iets van op te steken. De klassieke mythologie van de Grieken wordt immers ook uitvoerig bestudeerd en geeft nog altijd gestalte aan de Griekse volksgeest. Wij hebben een verfrisser nodig, nieuwe volksmythen om ons aan op te trekken.
Friezen waren we, blikstjinder!
Vrienden, lees de Codex Oera Linda zelf, via www.oeralinda.org